Onderzoek 17 april 2019 12 min leestijd

Mogelijkheden zien voor digitaal lezen

In april 2019 vroeg Machina Magazine Immer-oprichter Niels ’t Hooft een artikel te schrijven over hoe hij de afgelopen jaren werkte aan het verbeteren van lezen op de smartphone. Hieronder de tekst die te lezen was in Machina 9.

Het is alweer bijna zes jaar geleden dat mijn roman De verdwijners uitkwam. Een grimmig toekomstverhaal over een meisje dat zich aansluit bij een groepje enquêteurs, maar waar het verhaal over gaat doet er hier niet toe.

Wat me opviel was hoeveel aandacht er in de wereld van de literaire uitgeverij wordt besteed aan het afmaken van een papieren boek. Een heel team helpt de puntjes op de i te zetten, van de eerste redactie, via ettelijke correctierondes, tot de exacte manier waarop ieder woord op de uiteindelijke bladspiegel belandt.

Vervolgens werd er voor het eerst een e-book gemaakt van een van mijn romans: iemand drukte op het exporteerknopje.

Oké, sorry, dat is flauw, zo halfslachtig ging het nu ook weer niet. De e-bookontwerper was bedachtzaam genoeg om de vier kleuren die bij de hoofdpersonages hoorden in het e-book terug te laten komen. Die stonden ook op het omslag, en had ik als gekleurde tussenbladen in het boek willen hebben, bij de delen over elk personage, maar dat bleek te duur. In het e-book was achtergrondkleur niet mogelijk, maar de kopjes van de hoofdstukken hadden wel een likje verf gekregen. Hartstikke leuk natuurlijk.

Alleen, waar iedere miniwijziging in het papieren boek tot vervelens toe door mij moest worden goedgekeurd, kreeg ik het e-book pas onder ogen toen het al te koop was. Op mijn eigen verzoek. Tot mijn schrik zag ik dat de kleuren niet klopten, omdat twee personages waren omgedraaid, en zo stonden er nog wat gekke fouten in. Allemaal niet rampzalig, maar ook niet erg zorgvuldig. Een schril contrast met de papieren versie.

Ik trok aan de bel en er werden wat aanpassingen gemaakt. Een nieuwe versie verscheen in de e-bookwinkels. Niet dat het veel uitmaakte, want in het eerste jaar werden er maar liefst vier exemplaren verkocht van het De verdwijners-e-book.

Niet eens zo heel atypisch, want waar ooit werd verwacht dat boeken in no-time grotendeels digitaal zouden zijn, was 2018 maar 7,6% van de verkochte boeken digitaal, en door lagere prijzen dan papieren boeken maar 2,2% van de omzet (aldus brancheorganisatie KVB Boekwerk). En er is al jaren een lichte groei, dus in 2013 zal het nog minder zijn geweest.

Hoe dan ook, ik zag een verband. E-books verkopen niet, en ze worden niet serieus genomen. Niet door uitgevers, niet door schrijvers, niet door lezers. Niemand houdt van ze, niemand gaat voor ze tot het naadje. Die twee dingen houden elkaar natuurlijk in stand. Doordat ze niet verkopen, worden ze niet serieus genomen, waardoor ze niet verkopen.

Zelf was ik dus ook niet erg enthousiast over e-books, maar ik zag genoeg mogelijkheden. Naast schrijver ben ik liefhebber van videogames, en doordat ik jarenlang veel schreef over spellen, kwam ik ook terecht in de game-ontwikkeling. In de gamewereld zag ik waartoe een digitaal apparaat relatief eenvoudig in staat is. Om 3D-werelden, kleurrijke figuren en spectaculaire stereo-audio te produceren hoef je alleen maar te leren programmeren (oké, en 3D-modelleren, en componeren, en schrijven, en…).

Tegelijk hadden steeds meer mensen de hele dag een smartphone bij zich, die stapsgewijs de rekenkracht van pc’s en spelcomputers benaderde. Dat maakte het nog vreemder, en onvergeeflijker, dat mijn e-book zo beperkt was, en ik machteloos stond om er iets aan te doen.

Alhoewel? Ik was natuurlijk schrijver én gamedeskundige. Misschien was ik wel de juiste persoon om voor verandering te zorgen. Maar waar te beginnen? Ik begon te doen wat ik als journalist gewend was: met mensen praten, apps testen, heel veel lezen, en soms, als het echt niet anders kon, ook wat schrijven. Mijn onderzoek naar digitaal lezen was begonnen.

Twee vroege mijlpalen waren de subsidies die ik kreeg van het Nederlands Letterenfonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Daar las ik een signaal in, zoiets als: ja, er moet inderdaad meer mogelijk zijn met het e-book, en ja, jij moet daar inderdaad mee aan de slag gaan. Het geld dat ik kreeg stelde me in staat samenwerkingen aan te gaan en een prototype te maken.

De basis was simpel: ik moest als schrijver op eenvoudige wijze controle krijgen over hoe mijn tekst er op het scherm uitzag. Maar ik had nog wat andere aanknopingspunten, interessegebieden waarvan ik vermoedde dat er iets te halen viel.

Ten eerste: dat de ‘vloeibare’, dynamische kwaliteit van het scherm maakt dat je tekst kunt weergeven hoe je maar wilt. Al snel stuitte ik op het idee van porties: in plaats van het scherm zo vol mogelijk te plempen, en de lezer daar vluchtig doorheen te laten scrollen, wilde ik stukjes tekst die bij elkaar horen zoveel mogelijk bij elkaar houden. Zinnen niet onderaan het scherm afbreken. Dat leek me mooier en misschien ook prettiger lezen.

Het tweede interessegebied was tekst verrijken met multimedia, maar dan wel op een subtiele manier. Ik had veel apps voorbij zien komen die verhalen opwaardeerden tot een soort halve games. Dat vond ik persoonlijk niet zo interessant, de kracht van tekst is juist dat je met 26 karakters een hele wereld kunt oproepen. Bovendien bleek uit onderzoek van anderen dat non-lineaire game-elementen zoals interactieve illustraties en hyperlinks de lezer afleiden van het verhaal. Op een smartphone, die toch al zoveel verstrooiing biedt, leek dat me niet handig. Mijn credo was daarom: wel gebruikmaken van de verworvenheden van games, maar op een manier die past bij de literatuur.

Ik werkte samen met gamestudio Codeglue, die bereid was een eerste versie te bouwen van een lees-app, en ook met audiostudio SonicPicnic, die een dynamisch geluidslandschap (‘soundscape’) zou ontwikkelen. Het idee: afhankelijk van waar je bent in de tekst, veranderen het geluid en de achtergrondkleur, en zo krijg je indicaties van in welke omgeving het verhaal zich afspeelt, welke personages er worden opgevoerd, en misschien zelfs van hun emotionele toestand of de thematiek van het verhaal. Tot slot kwam de digitale kunstenaar Sasj erbij, oftewel Saskia Freeke, om een subtiele geometrische animatie te ontwerpen die steeds in het verhaal zou terugkomen.

Als onderdeel van het plan zou ik een eerder geschreven eigen verhaal verbouwen tot een digitale novelle, die volop gebruik zou maken van de genoemde mogelijkheden. Dat was achteraf een fout, denk ik. Want een vernieuwende app ontwikkelen is complex zat. De gedachte was dat het ontwikkelproces nieuwe schrijfideeën zou voortbrengen, en dat gebeurde ook wel, maar het schiep vooral onzekerheden. Ik kon eigenlijk pas serieus met schrijven beginnen toen de techniek af was. En eenmaal zo ver vond ik het lastig om gemotiveerd aan een inmiddels jaren oud verhaal te werken. Waar ik tegelijk niet van kon afwijken, omdat het geluid, de kleuren en de animaties er onlosmakelijk met de tekst verbonden waren.

Op het moment dat ik dit schrijf is de tekst van wat inmiddels Lotus heet nog steeds niet helemaal klaar, en moet de audio nog worden herzien. Maar ik heb eindelijk de smaak van het (her)schrijven te pakken en vertrouwen dat de app dit jaar nog uitgebracht kan worden.

Wat ook niet hielp, om te schrijven althans, was wat er gebeurde toen ik mijn prototype demonstreerde aan onder meer uitgevers, ontwerpers, onderzoekers, ondernemers en collegaschrijvers. Mensen waren er razend enthousiast over.

Dat maakte het project niet simpeler. Met name omdat de overtuiging groeide dat ik mijn lees-app niet alleen moest gebruiken om mijn eigen verhaal vernieuwend en fijner aan de wereld te presenteren, maar om lezen op je telefoon in het algemeen te verbeteren. Vooral de reacties op het lezen in porties leidden me tot deze conclusie. Regelmatig hoorde ik dat mensen er geconcentreerder, sneller en met plezier door lazen. Bijna unaniem gaven ze aan dat ze eigenlijk altijd op deze manier wilden lezen. Tja, hoe zou ik dát voor elkaar kunnen boksen? Moest ik nu een bedrijf gaan oprichten of zoiets?

Over de soundscape waren proefpersonen minder gelijkgestemd. Sterker nog, het lijkt alsof de Nederlandse bevolking ruwweg in twee groepen te splitsen is: zij die graag met muziek werken, studeren en lezen, en zij die de voorkeur geven aan stilte. In meerdere tests kwam dit inzicht terug.

Maar er was nog een ander verrassend resultaat: net als door de porties leken mensen met koptelefoon op en soundscape aan beter te lezen en dieper in het verhaal te komen. Met één belangrijke kanttekening: hoe eenvoudiger het geluid, hoe beter.

Dit vond ik eigenlijk wel jammer: nu ik de mogelijkheid had om geluid afhankelijk van het verhaal organisch te laten veranderen, dagdroomde ik over een soort filmische soundtrack vol Wagner-achtige leitmotifs. Maar uit mijn tests bleek dat de lezer uit de tekst werd getrokken naarmate het geluid muzikaler en aanweziger was. Eigenlijk werkte het simpele sfeergeluid van een strand, bos of stad het best. Misschien wel vooral omdat je je met koptelefoon op van je omgeving afsluit.

Een nieuw inzicht dat in deze periode voorbijkwam had te maken met positie. In bestaand onderzoek las ik dat de mate waarin je informatie opneemt van een scherm veel lager is dan van papier (samenvatting). Mijn theorie is dat dit komt doordat je in de digitale ruimte veel minder gevoel van plaats hebt. 

In een papieren boek weet je dat een zin op ruwweg driekwart van het boek, rechtsboven op de linkerpagina staat, en daardoor voelt het echter, haakt je brein er meer op aan, en onthoud je het beter. Denk ook aan mensen met een absoluut geheugen, die hun herinneringen ordenen in een denkbeeldig memory palace waar alles een eigen plek heeft.

Tekst op het scherm daarentegen heeft helemaal geen eigen plek. Alles staat altijd op exact hetzelfde scherm, en met een beetje pech (bijvoorbeeld als je scrollt) niet eens op een eigen positie.

Ik had het gevoel dat mijn prototype de lezer al wat meer vastigheid gaf: doordat een bepaalde scène altijd blauw is, en een bepaalde alinea altijd onderaan het scherm staat, als deel van een portie, ervaar je de tekst hopelijk op een iets fysiekere, ruimtelijkere manier. Maar deze manier van denken leverde ook nieuwe ideeën op, zoals een cirkelvormige indicator die altijd je positie in het boek laat zien.

Volgens mij speelt hier ook een rol dat een papieren boek als het ware gewichtig wordt gebracht. Het staat gedrukt, dus het moet wel belangrijk zijn. Hier komt ook weer het serieus nemen van e-books kijken. Dat gaat beter met een serieuze app, met serieuze vormgeving en typografie, die de moeite neemt om e-books gewichtig te presenteren. Bijvoorbeeld met solide tekstporties die de tijd krijgen om in beeld te schuiven.

Dat sloot dan weer naadloos aan op een beweging die gedurende mijn onderzoek groeide. Waar in 2013 iedereen nog verliefd was op zijn smartphone en bijbehorende apps, werd er langzaamaan steeds meer gemopperd op met name Facebook, maar ook op de afleiding en tijdsverspilling in het algemeen. Je begon verhalen te horen van mensen die hun social media-accounts afsloten, hun telefoon op grijstinten instelden, of het apparaat gewoonweg terzijde legden. Initiatieven als Time Well Spent (nu het Center for Humane Technology) zetten zich in voor apps die de tijd van hun gebruikers wél respecteerden. Een app met een goed geschreven en gepresenteerd boek paste daar perfect bij, dacht ik. Het werd tijd om iets op de markt te brengen.

Ongeveer op dat moment legde ik contact met Arnon Grunberg. Als hij niet de bekendste en beste schrijver van Nederland is, dan toch zeker de interessantste. Ik deed mee aan een urban game die Grunberg organiseerde met een groep studenten, waarbij ik als mensenhandelaar rondrende op de Amsterdamse wallen. En ik nam een podcast met hem op, als onderdeel van een reeks schrijversgesprekken die ik voor mijn onderzoek voerde. Zo wist ik dat Grunberg open staat voor nieuwe ideeën en geïnteresseerd is in andere manieren van lezen.

Dat kwam goed uit, want na alle vrijblijvende prototypes wilde ik nu een consumentenproduct gaan maken. Ik bedacht een naam voor mijn start-up, Immer, voor ‘altijd lezen’, en ik sprak met ondernemers, investeerders en tal van andere adviseurs. Eerst verkende ik het idee om in één klap een lees-app-met-boekwinkel te ontwikkelen, zag nog iets te veel beren op de weg, en besloot toen Grunberg te vragen om zijn nieuwste boek uit te geven als pilot-app. Het doel was om met zo min mogelijk extra werk, zoveel mogelijk vragen te beantwoorden. Willen mensen een boek in deze vorm kopen? Blijft de kracht van lezen in porties overeind in een commerciële omgeving? Hoe moeilijk is het eigenlijk om een app uit te brengen?

Het resultaat heet Goede mannen door Immer, en is sinds januari te downloaden in de iOS App Store. Je kunt gratis beginnen met lezen, en voor de prijs van het e-book de hele roman aanschaffen. Als je hem downloadt zie je meteen wat ik bedoel als ik het over ‘tekstporties’ heb, en over grip op je positie in het boek: let maar op de kleur van de delen, en de voortgangskring onder in beeld.

Goede mannen is trouwens een schrijnende roman over een brandweerman die zijn zoon verliest, maar waar het verhaal over gaat doet er hier niet toe.

De app is in zekere zin een stapje terug ten opzichte van mijn prototype: er is bijna geen achtergrondkleur, je leest grotendeels zwarte tekst op een wit scherm, en in plaats van dynamisch geluid is Canto Ostinato onder Grunbergs roman gezet. Het drie uur durende, hypnotiserend herhalende muziekstuk van de Nederlandse componist Simeon ten Holt, waar Grunberg naar luisterde toen hij zijn boek schreef. Ik wilde de techniek uitproberen met een ‘gewoon’ boek, en de geavanceerdere elementen komen binnenkort alsnog als Lotus verschijnt als losse app.

De resultaten zijn bemoedigend. Weer zijn lezers razend enthousiast over, met name, lezen in porties. Ook de pers is blij. De statistieken zijn ook niet slecht: duizenden mensen hebben de app inmiddels geprobeerd en een relatief hoog aantal gaat over tot aankoop. Het is wel duidelijk dat als ik dit wil uitbouwen tot een winstgevende onderneming, ik me niet tot één boek van één schrijver in één taal op één platform moet beperken. Ik zal de app dus moeten opschalen. Maar dat wist ik eigenlijk vóór de Grunberg-pilot ook al.

Al met al ben ik ontzettend blij. Mijn oorspronkelijke doel, om meer controle te hebben over mijn eigen e-book, en meer te doen met de mogelijkheden van digitale apparaten, heb ik al bereikt.

En doordat er nu een goed ontvangen pilot-app is, kunnen potentiële medewerkers, investeerders en andere organisaties direct zien dat ik in staat ben een vernieuwende app af te leveren.

Dat is nodig, want de silhouet van de volgende fase begint zich af te tekenen. Regelmatig spreek ik mensen die zeggen: o ja, lezen, dat zou ik graag meer willen doen, maar los van vakanties kom ik er gewoon niet aan toe. Met de volgende versie van de lees-app wil ik mensen met dat probleem gaan helpen. Er is kortom nog een boel werk te te doen, maar ik heb er zin in!

Niels ’t Hooft